Aan Hans van Velzen, directeur van de Openbare Bibliotheek Amsterdam

Geachte heer Van Velzen,


 

Onlangs heb ik een poging gedaan om in uw bibliotheek te studeren. Dat is mij niet goed bekomen. Sterker nog, wat ik in uw bibliotheek aantrof was zo verontrustend dat ik mij genoodzaakt zag u een brief te sturen. Bij dezen.

Ik wendde mij tot uw bibliotheek met het plan Les fleurs du mal uit de kast te halen, samen met een of meerdere vertalingen, om vervolgens te proberen bij een van de gedichten tot enig begrip en een zekere interpretatie te komen. Op zoek naar een ruimte waarin ik mij volledig aan de wereld van Baudelaire zou kunnen overgeven, vertelde een van uw medewerksters mij dat zo'n ruimte er helemaal niet is. Dat wil zeggen, de studiezalen die er zijn, zijn, net als alle andere ruimten, op geen enkele manier van de omgeving afgesloten, waardoor alle geluiden uit de hele bibliotheek erdoorheen galmen. En er zijn nogal wat geluiden: als er niemand op de piano bij de receptie zit te spelen (waarom staat dat ding daar, zitten bibliotheekgangers werkelijk te wachten op divertissement van bedenkelijk niveau -- zitten ze überhaupt te wachten op divertissement?), dan is er wel ergens een radio-uitzending aan de gang waarvoor een bandje is opgetrommeld dat óók nog eens vooraf een soundcheck moet doen waar het hele gebouw van op zijn grondvesten schudt. En natuurlijk is er de constante galm van vele door elkaar klinkende stemmen. Of moet ik dit zien als niet meer dan achtergrondgeluiden, een soort kosmische ruis die een comfortabele voedingsbodem biedt waarop de hoogtepunten uit de Franse poëzie nog beter begrepen kunnen worden?

De studiezalen zelf zijn als zodanig eveneens moeilijk herkenbaar. Gezien het gebrek aan afscheidingen met de buitenwereld heerst er onder de bezoekers nauwelijks een stilteovereenkomst, wat voornamelijk resulteert in te luide mp3-spelers en mensen die tegen hun computer praten. De suppoosten die voortdurend rondlopen zijn meer dan gewillig om te helpen bij het kopieerapparaat, maar spreken niemand aan op overijverige hoofdtelefoons die een geheel eigen bijdrage leveren aan het toch al alomtegenwoordige achtergrondrumoer. Waarom zouden ze ook.

Mocht u in uw verdediging de stilteruimte willen aanvoeren: in de stilteruimte is het niet stil. Ook hier staan namelijk geen muren omheen. Maar erger nog: in de stilteruimte word ik geacht plaats te nemen in een rondjes draaiende hangstoel. Meerdere boeken naast elkaar leggen, aantekeningen maken, kortgezegd: studeren, dat is er in de stilteruimte dus niet bij. Overigens lijkt dat hangen echt een thema in uw bibliotheek. De catalogus mag ik al loungend op een stel kussens raadplegen. Ik heb het geprobeerd, het zat niet eens comfortabel.

Voor het geval u inmiddels meent van doen te hebben met een chagrijn op leeftijd die niet met zijn tijd mee wil gaan en uw Bibliotheek van de Toekomst niet wil begrijpen, kan ik u vertellen dat ik als 27-jarige student dichter bij de jeugd, en dus de toekomst, sta dan u. Ik zal nog bibliotheken bezoeken als u er al lang en breed niet meer bent en verwacht niet mijn eisen tegen die tijd bijgesteld te hebben. Het idee dat de huidige generaties, in tegenstelling tot alle voorgaande, in staat zouden zijn om in minder dan volledige stilte studieboeken, poëzie en wereldliteratuur tot zich te nemen is onjuist en arrogant.

Heeft u weleens iets uit Les fleurs du mal gelezen? Het imago dat u zich met uw bibliotheek aanmeet doet namelijk vermoeden van niet. Ik zeg dit nadrukkelijk niet om u te kleineren, maar omdat het me in uw eigenbelang lijkt om te weten dat u met uw bibliotheek een aura van ongeletterdheid over u afroept. Uitgerekend voor een bibliotheekdirecteur moet dat een onprettige gedachte zijn. U zou het voor de aardigheid eens moeten proberen: neem de bundel, samen met de vertalingen van Hoosemans en Verstegen, mee naar de studiezaal en probeer tot een aantal zinnige en diepgaande interpretaties te komen. Of, dat kan ook: leg mij uit waarom dat tegenwoordig in een bibliotheek niet meer tot de mogelijkheden hoeft te behoren.

Tot slot: het geeft te denken dat ik op de homepage van de bibliotheek niet een foto van een boekenwurm aantrof, maar van een meisje met een hoofdtelefoon rond haar nek. Mijn klacht had met dat ene beeld haast niet treffender kunnen worden samengevat.


 

Met vriendelijke groet,
Ralf Pisters

Categorie: ,

Bijgewerkt:

Opmerkingen:

Robbert Jan
29-11-2009
Hoe is het mogelijk om de zin 'heeft u weleens iets uit Les fleur du mal gelezen', te vervolgen met ' ik zeg dit niet om u te kleineren' ... Een van uw lezers (ik dus) geeft deze explicitering juist meer het gevoel dat u neerbuigend kijkt t.o.v. de heer van Velzen ;)