Setlist

  1. Intro tape
  2. I Robot
  3. Damned If I Do
  4. Don’t Answer Me
  5. Breakdown / The Raven
  6. Luciferama
  7. What Goes Up
  8. Days Are Numbers
  9. Time
  10. Psychobabble
  11. Return to Tunguska
  12. More Lost Without You
  13. I Wouldn’t Want to Be Like You
  14. We Play the Game
  15. Don’t Let It Show
  16. Standing on Higher Ground
  17. Prime Time
  18. Sirius / Eye in the Sky

encore

  1. (The System of) Dr. Tarr and Professor Fether
  2. Old and Wise
  3. Games People Play

Band members

  • tambourine, acoustic guitar, vocals: Alan Parsons
  • vocals: PJ Olsson
  • guitar, vocals: Godfrey Townsend
  • keys, vocals: Manny Focarazzo
  • bass, vocals: John Montagna
  • drums, vocals: Steve Murphy

The company

Karel

Story

Het is hoog tijd voor een beetje hoogwaardige cultuur in dit forum, al was het maar om wat contrast aan te brengen ten opzichte van hetgeen hier normaliter te lezen valt. Daarom volgt nu een verslag van het concert dat Alan Parsons met zijn nieuwe Live Project op dinsdag 5 oktober jongstleden in 013 gaf.

Uiteraard begrijp ik dat jullie niet allemaal even goed op de hoogte zijn van Parsons’ omvangrijke carrière en daarom zal ik, alvorens in het kort deze carrière uit de doeken te doen en het daadwerkelijke concert te beschrijven, even vertellen waar je zijn muziek van zou kunnen herkennen.

  • Old and Wise. Dit lied siert al jarenlang de bovenste regionen van zowel de Top 2000 allertijden van Radio 2, als Dela’s Uitvaartmuziek top 50.
  • De Chicago Bulls. Jawel. Het is Parsons’ instrumentale nummer Sirius dat, telkens wanneer de Bulls het veld betreden, door de stadionspeakers schalt.
  • Film. Alan Parsons heeft de door ex-Projectlid Andrew Powell geschreven soundtrack voor de film Ladyhawke (met Matthew Broderick, Michelle Pfeiffer en Rutger Hauer) geproduceerd. Bovendien schrijft hij de soundtrack van de volgend jaar te verschijnen film 5-25-77 (met Carrie Fischer en Christopher Lloyd), over de dag dat Star Wars in première ging. Maar het bekendste voorbeeld is ongetwijfeld Austin Powers II: The Spy Who Shagged Me, waarin Dr. Evil zijn laser ‘The Alan Parsons Project’ doopte. Alan Parsons beantwoordde dit door geluidsfragmenten uit de film te gebruiken in een remix van het titelnummer van zijn album The Time Machine dat toevalligerwijs op ongeveer hetzelfde moment verscheen als de film en dat, eveneens toevalligerwijs, net als de film tijdreizen ten thema had.
  • Tv. Parsons’ liedjes –met name de instrumentale– worden geregeld gebruikt als achtergrondmuziek in reclamespotjes en informatieve tv-programma’s. Zo is Old and Wise te horen in een spotje van het Wereld Natuurfonds, en I Robot in een recente Netwerkreportage over de zoveelste afsplintering van de LPF (heerlijk, om naar Alan Parsons te mogen luisteren terwijl je naar Pim Fortuyns kale achterhoofd staart).
  • Radio. Met name op Radio 1 en 2 is zijn muziek nog met enige regelmaat te beluisteren.
  • Synthesizer Greatest Hits cd’s. Tussen de slecht uitgevoerde covers van onder meer Vangelis en Jean-Michel Jarre vind je op dit soort cd’s ook regelmatig liedjes van Alan Parsons, meestal Lucifer en/of Mammagamma.

Maar dit is natuurlijk maar het topje van de spreekwoordelijke ijsberg. Parsons begon eind jaren ‘60 als manusje-van-alles bij de beroemde Abbey Road-studio’s in Londen. Zo mocht hij thee halen voor de Beatles toen zij hun laatste album opnamen. Hij maakte echter al snel carrière, en in 1972 was hij de producer van het legendarische Dark Side of the Moon van Pink Floyd, dat niet minder dan 13 jaren in de charts heeft gestaan. Dat is meer dan vier keer zo lang als de duur van een gemiddelde popstercarrière tegenwoordig – als de popster geluk heeft.

Halverwege de jaren ‘70 begon Parsons voor zichzelf. Samen met liedjesschrijver (en later zanger) Eric Woolfson en orkestarrangeur Andrew Powell begon hij The Alan Parsons Project, een muzikaal ensemble zonder vaste musici. Parsons zou verantwoordelijk zijn voor de muziek op dezelfde manier als waarop Steven Spielberg verantwoordelijk is voor diens films: hij maakt ze wel, maar hij zit er niet daadwerkelijk ín. De muzikanten zouden steeds andere mensen zijn, met name de zangers. Dit gezegd hebbende, op elk album verschijnt wél dezelfde gitarist, Ian Bairnson, en sinds album 3 ook dezelfde drummer, Stuart Elliott.

Een uitermate kleine greep van zangers die op zijn albums gezongen hebben: Colin Blunstone (The Zombies), Máire Brennan (Clannad), John Miles (‘Music was my first love’), Gary Brooker (Procol Harum), Allan Clarke (The Hollies), Tony Hadley (Spandau Ballet), Chris Thompson (Manfred Mann’s Earth Band). Misschien herken je de namen niet, maar elk van deze artiesten heeft wel een of twee nummers op zijn naam staan die iedereen kent. En omgekeerd heeft Colin Blunstone, de oorspronkelijke zanger van Old and Wise, dit nummer aan zijn vaste tourrepertoire toegevoegd.

Deze muzikale variëteit is een van de redenen waarom The Alan Parsons Project zo veel aantrekkingskracht op mij heeft. Een andere reden is de altijd zeer sterke teksten en de zorgvuldig uitgewerkte thema’s die elk album definiëren, waardoor ze ondanks de diversiteit toch een samenhangend geheel vormen. En daarbij is de muziek ‘gewoon’ goed. Er zijn heuse melodieën, in plaats van een paar simpele akkoordjes, en Parsons begrijpt wat veel andere bands niet lijken te begrijpen: er zijn meer instrumenten dan gitaren en drums en af en toe een keyboardje. En hij is niet bang om ze te gebruiken. Zo was Parsons de eerste die de zogenaamde vocoder, een soort stemvervormer, gebruikte in een pop/rock-liedje (te weten, The Raven, op zijn debuutalbum in 1976). Vocoders worden tegenwoordig te pas en te onpas gebruikt. Een bekend voorbeeld is ‘Do You Feel Like I Do’ van Peter Frampton. Een ander bekend voorbeeld is ‘Around the World’ van Daft Punk.

Na tien albums scheidden Alan Parsons’ en Eric Woolfsons wegen en ging Alan Parsons verder onder de simpele naam ‘Alan Parsons’. Zonder Project dus. In die hoedanigheid heeft hij, met voornoemde Ian Bairnson en Stuart Elliott, nog drie albums gemaakt, waarvan het laatste vijf jaar geleden verscheen. In deze periode begon hij ook met touren, iets wat hij in de Project-dagen nooit gedaan heeft. Begin deze eeuw verhuisde hij naar Californië (vanwege een vrouw, ja) en toen was het heel lang stil rond Alan Parsons.

Dit jaar kwam hij echter terug met een nieuw album, A Valid Path genaamd, zonder Ian en Stuart, waarop hij een totaal andere weg inslaat: die van de electronica. Hij heeft hier samengewerkt met enkele in Amerika bekende electronicanamen, zoals bijvoorbeeld The Crystal Method en Uberzone. Verder heeft hij een nieuwe band geformeerd, een groep Amerikanen die nooit eerder voor Alan Parsons gewerkt hadden. In feite zou je kunnen zeggen dat het een coverband is, zo zonder Ian en Stuart, aangezien Parsons voorheen tijdens concerten nooit veel meer gedaan had dan een beetje acoustisch achtergrondgitaar en tamboerijn spelen, en wat aan knopjes draaien en liedjes aan elkaar praten en muzikaal dus eigenlijk niet meetelt. En deze band was het, dames en heren, die ik vorige week heb mogen aanschouwen in 013.

Met mijn goede vriend Karel, die ik via de Alan Parsons-mailinglist heb leren kennen en die net als ik op de TU/e is gaan studeren, ben ik naar 013 getogen, backstagepassen in de aanslag – lid zijn van de officiële fanclub heeft zo z’n voordelen. Aangekomen bij 013 was het eerste wat ons opviel de stoelen in de Grote Zaal. Nu ben ik diverse keren in 013 naar concerten geweest, maar nog nooit heb ik er stoelen aangetroffen. Het was altijd staan. Dus waarom stoelen? Probeerde 013 te verhullen dat het concert niet was uitverkocht? Of gingen ze ervan uit dat de gemiddelde leeftijd boven de 50 zou liggen? Ik weet het niet, maar dat laatste bleek (tot mijn eigen verbazing overigens) niet het geval te zijn. Ik schatte de gemiddelde leeftijd in de zaal op ongeveer 35. Er waren zelfs enkele mensen van onze leeftijd, maar de meeste daarvan waren (zoals gebruikelijk bij dit soort concerten) overduidelijk en vaak tegen hun zin meegesleept door hun ouders.

Karel had allerlei gadgets meegenomen. Met zijn digitale camera zou hij foto’s en filmpjes (met geluid!) maken tijdens het concert, en met zijn Palm zou hij een volledige (audio-)bootleg van het concert opnemen. We zijn, met dit doel voor ogen, dan ook dichtbij het mengbord gaan zitten, aangezien daar doorgaans de geluidskwaliteit het best is. Voor het concert begon had Karel nog een foto genomen van een op het podium geplakte setlist. Aan de hand daarvan zal ik het concert bespreken.

  • Intro tape – Het moment om nog even herinneringen op te halen over het vorige concert dat ik van Alan Parsons zag, in 1999 alweer, die goeie ouwe tijd, en te anticiperen op het concert dat op het punt stond te beginnen!

  • I Robot – Alan heeft altijd gezegd dat dit instrumentale nummer te complex is om live te spelen. Onzin, vond een Argentijnse coverband die het wel deed, en nog behoorlijk goed ook. Dus kon Alan natuurlijk niet achterblijven.

  • Damned If I DoPJ Olsson, zanger van de groep en het enige bandlid dat ook op Alans album aanwezig is, verschijnt ten tonele. Ik schat hem ongeveer half zo oud als Alan. Hij was in ieder geval meer dan dubbel zo beweeglijk. Hij mocht dan ook regelmatig uitrusten; tijdens alle instrumentale en sommige non-instrumentale doch door andere bandleden gezongen nummers verdween hij van het podium.

  • Don’t Answer Me – Het grote moment was eindelijk daar: Alan Parsons zong! Lead! Al zat er wel overduidelijk een filtertje op zijn microfoon. Door sommigen op de Alan Parsons-lijst wordt wel beweerd dat Eric Woolfson, destijds Alans muzikale wederhelft en tevens zanger op een aantal liedjes, vanwege zware filtering klonk als Kermit de Kikker. Als dat zo is, dan klonk Alan nu als een Chipmunk. Ook jammer trouwens dat Alan eigenlijk een beetje buiten de groep lijkt te vallen. Tijdens dit liedje verliet hij af en toe de verhoging waarop hij stond om enthousiast aan de rand van het podium slaggitaar te spelen alsof dat het belangrijkste was van het hele liedje, terwijl je het waarschijnlijk niet eens zou horen als hij ‘gewoon’ niks zou doen. Een beetje gênant toch wel. Maar ach.

  • Breakdown / The Raven – Een medley van twee liedjes. Breakdown werd gezongen door Steve Murphy, de surferdude-achtige drummer. Maar, wacht eens even. Drummer? Jawel: de drummer zong. Al drummende. En niet eens op de achtergrond; nee, hij zong de hoofdpartij. Daar kan Phil Collins nog wat van leren; die huurde een extra drummer in toen hij zanger werd van Genesis.

Dit is overigens een mooi moment om te vertellen dat vrijwel alle muzikanten een of meerdere liedjes voor hun rekening namen tijdens dit concert. En ook op de achtergrond lieten ze zich niet onbetuigd, hetgeen soms zeer aardige gelaagde vocalen opleverde.

O, en, The Raven is natuurlijk gebaseerd op het bekende gedicht van Edgar Allan Poe. Tevens het lied waarop, zoals eerder gezegd, voor het eerst een vocoder werd gebruikt. Het is bovendien in geremixte vorm op Alans nieuwe album verschenen, en op een behoorlijk slechte manier mag ik wel zeggen. Gelukkig speelden ze hier de originele versie.

  • Luciferama – Wederom een medley, van Lucifer en Mammagamma dit keer, beide instrumentale nummers en immens populair in de Synthesizer Greatest Hits scene. Ook Mammagamma is in een bewerkte versie verschenen op Alans nieuwe album, en ook in dit geval was het een pak van mijn hart dat de oorspronkelijke versie gespeeld werd.

  • What Goes Up – Eigenlijk een vrij saai nummer. Tijd voor een plaspauze?

  • Days Are Numbers – Een lied waarop de gelaagde vocalen erg goed naar voren kwamen. Op het album wordt dit gezongen door Chris Rainbow, een meester op het gebied van zichzelf meerdere keren opnemen en op elkaar plakken om een koor-achtig effect te sorteren.

  • Time – Het ultieme Kermit-liedje. Het zou geen enkele man toegestaan moeten zijn die hoge noten te halen. PJ kwam aardig in de buurt, maar nét niet. Wel wist hij wat leven te brengen in een anderszins vrij saai liedje. Voormalig plaspauzenummer.

  • Psychobabble – Het eerste nummer waarvoor de zaal collectief ging staan, omdat het gewoon super is als het live gespeeld wordt. In ‘99 werd ik zeer positief verrast door de psychedelische gitaarsolo die toegevoegd was aan dit nummer, en nu zat hij er natuurlijk weer in. Mooi staaltje van onconventioneel gitaarspel. Als je niet weet wat ik bedoel moet je de video ‘Live in Pompeii’ van Pink Floyd maar eens bekijken, daar doet David Gilmour iets soortgelijks.

  • Return to Tunguska – En nu we het over de duivel hebben: niemand minder dan Dave Gilmour zelve heeft de gitaarsolo’s van dit instrumentale nummer ingespeeld voor Alans nieuwe album. Gitarist Godfrey Townsend wist ze zeer goed te kopiëren, terwijl Alan Parsons in de achtergrond overuren draaide om geluidseffectjes te maken met z’n vocoder.

  • More Lost Without You – Van het nieuwe album, en plaspauzenummer nummer twee.

  • Wouldn’t Wanna Be Like U – Vroeger, in de goeie ouwe tijd, heette dit nummer nog ‘I Wouldn’t Want to Be Like You’. Maar ja, Alan moet natuurlijk met de tijd meegaan, en soort schrale spellingswijzen hoort daar nu eenmaal bij. Desalniettemin een erg goed nummer, en vakkundig gezongen door bassist John Montagna.

  • We Play the Game – Wederom eentje van het nieuwe album. Dit liedje klinkt ietwat Porcupine Tree-achtig, voor diegenen die het wat zegt. Ook wordt er een ringtone in gesampled, zo heeft Harrie mij onlangs laten weten. Op het album zingt Alan dit lied zelf (de eerste fatsoenlijke zangpartij-op-plaat in z’n hele carrière); hier werd het echter simultaan gezongen door Alan en PJ.

  • Don’t Let It Show – Een mooie, gevoelige ballad over twee robots die vinden dat ze elkaar maar beter niet meer kunnen zien. Nee, ik maak geen grapje, het gaat echt over robots. En ja, het nummer is wél erg goed. Ondanks het instrumentale einde dat mij altijd het gevoel geeft naar een lottotrekking te kijken. ‘En de volgende bal is: nummer 42!’

  • Standing on Higher Ground – Het enige liedje waar ik zo gauw eigenlijk niks bij te melden heb. Jammer.

  • Prime Time – Het ab-so-lute hoogtepunt van de avond. Dat was het in ‘99 al, toen toenmalige gitarist Ian Bairnson er aan het einde een nieuwe, geweldige, niet op het album aanwezige gitaarsolo aan toevoegde. Godfrey Townsend, huidige gitarist en zanger voor dit nummer, deed die gitaarsolo nog eens dunnetjes over, en net toen iedereen dacht dat het nummer voorbij was, begon Manny Focarazzo plotseling aan een lange, jazzy keyboardsolo! Geweldig!

  • Sirius / Eye in the Sky – Wederom een medley, officieel althans, maar deze liedjes horen gewoon bij elkaar. Tevens de twee in Amerika meest bekende Alan Parsons-liedjes; de ene vanwege de connectie met de Chicago Bulls en de tweede omdat dat daar gewoon een grote hit is geweest.

Toegiften:

  • Dr Tarr & Professor Fether – Vlak voor deze eerste toegift riep iemand in het publiek: ‘Old and Wise! I have to go home!’ Hij had pech; hij moest nog een liedje wachten. Niet dat het erg is om te moeten wachten onder het genot van dit nummer, in tegendeel. Overigens is ook dit nummer een bewerking van een werk van Edgar Allan Poe.

  • Old and Wise – Een feest der herkenning. De saxofoonsolo aan het eind werd vervangen door een gepaste gitaarsolo van Townsend.

  • Games People Play – Eigenlijk snap ik niet waarom dit nummer zo’n grote hit schijnt te zijn geweest in Amerika, ik vond het nooit zo’n geweldig nummer. Maar deze band maakte het toch weer de moeite waard, ik kan niet anders zeggen.

En dat was het einde van een zeer geslaagd concert, doch niet van de avond! De backstagepassen brandden in onze portemonnees, dus Karel en ik liepen naar de backstagedeur alwaar de beveligingsdikkerd ons vertelde dat het nog wel een half uurtje kon duren alvorens wij naar binnen zouden mogen. Jammer, maar niks aan te doen. Karel en ik gingen op zoek naar mensen die we kenden, maar zonder geluk. Wel werden we gevonden door iemand die Karel kende; het bleek een zekere Hein te zijn geweest die in ‘99 ook backstage is geweest. Karel had hem toen beloofd het een en ander aan goodies op te sturen, maar had dat nooit gedaan omdat Hein nooit zijn adres aan Karel had gegeven. Indrukwekkend dat hij ons nog herkende; het is toch al weer vijf jaar geleden. Hein vertelde ons lachend dat, toen Karel en ik door de gang richting backstagedeur liepen, Alan ons recht tegemoet liep richting lobby (om aldaar voor het plebs wat merchandise van handtekeningen te voorzien), zonder dat wij hem gezien hadden! Stom, stom. Maar, ons moment zou nog komen!

Na ongeveer een half uurtje mochten we naar binnen. We werden diep de krochten van 013 ingeleid, een trapje af, een smal gangetje door, en daar was een klein kamertje met een grote tafel met allerlei onsmakelijk ogend voedsel. Ik hoop dat Alan en de band voor het concert elders een fatsoenlijk diner hadden gekregen, want bah.

Er waren op dat moment een stuk of zeven mensen in het kamertje: Hein, twee kerels die vrij snel al weggingen zodat ik eigenlijk niet goed weet wie of wat ze waren, een Aziatische vrouw die ik verder niet heb gesproken, een ontzettend dronken Amerikaanse vrouw die op de een of andere manier in Oisterwijk woonde, Hein, Karel, en ik. Ook in dit kamertje moesten we een tijd lang wachten, waardoor we maar ongeveer een half uur effectieve backstagetijd hadden.

Maar dat was niet erg, want ik had eerlijk gezegd geen flauw idee wat ik de band moest zeggen. En de paar dingen die ik me van tevoren had bedacht (zo was ik bijvoorbeeld nieuwsgierig naar het hoe en waarom van het verschijnen van John Cleese op Alans nieuwe album), was ik natuurlijk allemaal weer vergeten, zul je zien. Ik wist nog net Manny Focarazzo een complimentje te maken met zijn solo in Prime Time, en gracieus Alans compliment over mijn ‘vintage shirt’ in ontvangst te nemen (ik droeg een Amerikaans tour-T-shirt van enkele jaren geleden dat ik ooit gekregen heb van iemand van de Alan Parsons-mailinglist) maar verder kwam er niet veel meer dan ‘Wow, what a great show!’ en ‘Would you please sign this?’ en ‘Can we have a picture with you?’ uit mijn mond. Ik voelde me net een groupie. Maar dan zonder de seks. Het was best gênant, eigenlijk, maar goddank niet zo gênant als in ‘99, toen de stift waarmee ik de drummer mijn cd wilde laten signeren over zijn hand lekte zodat hij weer weg moest om ‘m te gaan wassen.

De bandleden waren erg vriendelijk, zelfs PJ, die duidelijk ofwel moe, ofwel high was, en daardoor een beetje chagrijnig. Ook Lisa, de vrouw voor wie Alan Engeland had verlaten, was aanwezig. En, eerlijk is eerlijk, ik geef hem geen ongelijk dat hij met haar de hort op is gegaan.

Uit een gesprek met enkele van de bandleden werd ook duidelijk waarom de kaartjes zo schandalig duur waren (te weten: €38, excl. reserveringskosten). Het bleek namelijk dat de Europese tour niet heel efficiënt georganiseerd was. Ze gingen van Nederland naar Zürich naar Londen naar Griekenland naar Duitsland, etc. Gevolg is dat ze niet met een busje konden reizen, en alles per vliegtuig moesten doen, en dat is nu eenmaal prijzig, zeker als je veel materiaal met je mee te slepen hebt. De prijs is dus begrijpelijk, maar feit is dat ik niet was gegaan als het niet om Alan Parsons ging.

En over Parsons gesproken, ook hij ging gracieus met Karel en mij op de foto en signeerde voor mij mijn Eye in the Sky-LP, mijn A Valid Path-cd en mijn I Robot-audio-dvd. En toen was het, helaas, tijd om te gaan. We zeiden gedag en zetten het op een lopen, zodat we nog net op het nippertje de laatste trein terug naar Eindhoven konden nemen, alwaar we moe maar voldaan genoten van Karels bootlegopname en foto’s.